14-03-2021

Zorgplicht bij schadeafwikkeling

Hoge Raad 15 januari 2021
ECLI:NL:HR:2021:44

Tenzij anders afgesproken, behoort tot de werkzaamheden van de tussenpersoon (de adviseur) ook het verlenen van bijstand aan de verzekeringnemer bij een schadeafwikkeling. Ook bij het verrichten van die werkzaamheden zal de adviseur zich als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur moeten gedragen. De reikwijdte van de zorgplicht strekt zich dus ook uit tot die werkzaamheden. In deze zaak speelt, naast onderverzekering, onder meer de vraag of de adviseur bij het afwikkelen van een reeks schadevoorvallen zijn zorgplicht heeft geschonden. Zowel de rechtbank in eerste aanleg als het hof in hoger beroep wijzen de vorderingen jegens de adviseur af. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof gedeeltelijk. De casus was als volgt.

Brandstichting

X is eigenaar van een woning. In 1996, 2001 en 2002 heeft zich in en nabij zijn woning brand voorgedaan. Deze branden waren telkens het gevolg van brandstichting. Tussen X en Nationale-Nederlanden vigeerde een brandverzekering. Deze verzekering was tot stand gekomen via bemiddeling van de verzekeringsadviseur van X. Uit de van toepassing zijnde polisvoorwaarden volgt onder meer dat de vaststelling van de schade door twee experts zal plaatsvinden; zowel Nationale-Nederlanden als X mogen daarbij ieder één expert benoemen.

Over de afwikkeling van de schade als gevolg van de branden vindt er een langdurige discussie plaats tussen X en Nationale-Nederlanden, mede naar aanleiding van de verschenen expertiserapporten. Onderwerp van geschil is onder meer welke schadeposten er onder de dekking van de polis zouden moeten vallen (bijvoorbeeld architect kosten, huurderving, glasschade, et cetera) en de wijze waarop de schade afgewikkeld zou moeten worden (herbouwwaarde of verkoopwaarde).

In 2007 is in overleg met Nationale-Nederlanden nogmaals een expert benoemd. Deze expert stelt het totaalbedrag van de schade als gevolg van de drie branden vast op ruim € 351.000,- Onderverzekering is daarbij niet aan de orde. Nationale-Nederlanden stelt aan X voor om dit bedrag uit te keren. Maar X wijst dit aanbod af. Tussen partijen wordt in 2008 afgesproken dat er een bindend advies zal worden gevraagd aan nog een andere expert. Uit dit bindend advies volgt dat de totale schade kan worden begroot op een bedrag van ruim € 287.000,-, dus ongeveer € 64.000,- minder dan het voorstel van 2007.

Onderverzekering

Dit is het gevolg van onderverzekering, die door de expert in het bindend advies wel aanwezig wordt geacht. Nationale-Nederlanden stelt voor om (na aftrek van al betaalde voorschotten) tot uitkering van een  bedrag van ruim € 251.000,- over te gaan. Ook dit voorstel wordt door X in eerste instantie verworpen. Pas in 2014 (!) stemt X alsnog in met het voorstel van Nationale-Nederlanden uit 2008. Door Nationale-Nederlanden wordt het bedrag van ruim € 251.000,- aan X uitgekeerd.

In 2015 acht X de tijd rijp om zijn adviseur te dagvaarden. X vordert van zijn adviseur een schadevergoeding wegens onderverzekering van de woning. X wil ook een schadevergoeding ontvangen die is ontstaan door de vertraagde afwikkeling van de drie brandschades. De rechtbank wijst de beide vorderingen van X af. Over het verwijt van de onderverzekering oordeelt de rechtbank dat de adviseur zijn zorgplicht niet heeft geschonden. Volgens de rechtbank is de gestelde onderverzekering door X onvoldoende onderbouwd.

Ook het verwijt dat door toedoen van de adviseur de afwikkeling van de brandschades is vertraagd, wordt door de rechtbank verworpen. Volgens de rechtbank heeft X de vertraging aan zichzelf te wijten gehad. Het was immers X die veelvuldig met Nationale-Nederlanden heeft gecorrespondeerd. X liet zich hier bijstaan door diverse opvolgende advocaten. De adviseur werd hierbij niet eens altijd betrokken. Daar waar mogelijk heeft de adviseur getracht om X zo veel als mogelijk terzijde te staan.

De rechtbank stelt vast de adviseur aan X informatie over diens positie heeft verstrekt, uitleg heeft gegeven over bij X levende onduidelijkheden, meermaals heeft aangedrongen om tot een keuze te komen wat betreft herbouw- of verkoopwaarde, met X heeft meegelezen met de correspondentie tussen de advocaten en Nationale-Nederlanden, et cetera. De rechtbank acht het onbegrijpelijk waarom X van de adviseur verlangt dat laatstgenoemde zou moeten opdraaien voor de financiële gevolgen van de vertraagde afwikkeling van de brandschades. De rechtbank wijst de vorderingen van X dus af.

Verjaard

Maar de rechtbank neemt in het vonnis nog twee overwegingen ten overvloede op. Kort gesteld oordeelt de rechtbank dat de vordering tot de vertragingsschade is verjaard. En dat X de op hem rustende klachtplicht heeft geschonden (= het binnen bekwame tijd protesteren). Volgens de rechtbank heeft X veel te lang gewacht om aan de adviseur kenbaar te maken dat hij jegens hem tekortgeschoten was. X gaat van dit vonnis in hoger beroep.

Het hof kiest er voor om in het arrest slechts inhoudelijk in te gaan op de grieven die gericht zijn tegen het oordeel van de rechtbank over de schending van de zorgplicht. De grieven die gericht zijn tegen het oordeel over de verjaring en de klachtplicht worden door het hof niet inhoudelijk behandeld. Want het hof doet een poging de zaak praktisch af te wikkelen. Volgens het hof was er in de tijdspanne dat de branden plaatsvonden geen sprake van onderverzekering.

Het hof stelt vast dat er in de taxatie van 2002 geen onderverzekering was en dat Nationale-Nederlanden bereid was op basis hiervan af te wikkelen. Volgens het hof was X aan deze taxatie gebonden en mag diens adviseur zich daar ook op beroepen. Dat er in 2008 toch onderverzekering wordt geconstateerd is dus volgens het hof niet bepalend voor de vraag of de adviseur zijn zorgplicht jegens eiser naar behoren is nagekomen. Het hof bekrachtigt dus het vonnis van de rechtbank.

In cassatie klaagt X over deze wijze van beoordeling door het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het het hof vrijstond om deze route te volgen. Maar het hof had in dat verband niet zo maar mogen oordelen dat X in de relatie tot diens adviseur gebonden was aan het taxatierapport van 2002. Want volgens de Hoge Raad geldt een dergelijke taxatie in beginsel uitsluitend tussen X en Nationale-Nederlanden. Het hof had dit punt nader moeten motiveren. Daarom vernietigt de Hoge Raad het arrest van het hof gedeeltelijk. De zaak wordt voor verdere behandeling aan een ander hof doorverwezen. Wordt dus nog vervolgd.

Lees hier het artikel zoals het is verschenen in Beursbengel 902 | maart 2021

Lees hier het artikel zoals het is gepubliceerd op Platform Flink

Onze expertises

  • toezichtwetgeving (waaronder vakbekwaamheid en beloning);
  • bedrijfsovername en portefeuilleoverdracht;
  • verzekeringsrecht en aansprakelijkheidsrecht;
  • arbeidsrecht;
  • samenwerking met aanbieders of tussen intermediairs onderling;
  • nieuwe distributiekanalen.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Naam
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Onze expertises

Wij stellen de bedrijfsvoering, de klant en het personeel van intermediairs centraal

Bedrijfsovername

  • Due Diligence Onderzoek (DDO)

  • Onderhandelen

  • Contracten opstellen

Geschillen

  • Dekkingsgeschillen

  • Aansprakelijkheidskwesties

  • Aandeelhoudersgeschillen

Financieel toezicht

  • Advies Wft / Bgfo

  • Vergunning

  • Beheerst beloningsbeleid

Contracten

  • Opstellen overeenkomsten

  • Beoordelen (polis) voorwaarden

  • Herschrijven voorwaarden op B1-niveau

  • Gespecialiseerd

    in de financiële branche

  • Advies en begeleiding

    bij aan- of verkoop van een assurantieportefeuille

  • Specifiek

    gericht op het intermediair

  • Klankbord en adviseur

    bij geschillen tussen diverse partijen

Polis Advocaten in

Wilt u meer weten of wilt u persoonlijk kennismaken?
Neemt u dan gerust contact met ons op.

  • Adres

    Laan van Nieuw Oost-Indië 133C
    2593 BM Den Haag