13-09-2021

Had adviseur veroordeling van klant moeten voorkomen?

Rechtbank Gelderland
ECLI:NL:RBGEL:2021:2892

Een adviseur heeft onder meer de belangrijke taak om zo veel als mogelijk te voorkomen dat zijn klant geconfronteerd wordt met een afwijzing van de dekking door de verzekeraar. Maar indien de verzekeraar op enig moment toch dekking ontzegt, is het niet automatisch een gegeven dat de adviseur voor de schade die daardoor ontstaat zou moeten opdraaien. Het is in zo’n geval aan de klant om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen waaruit volgt dat de adviseur in het naleven van zijn zorgplicht tekort is geschoten. In deze zaak die aan de rechtbank Gelderland was voorgelegd, speelde de vraag of de adviseur had moeten voorkomen dat de verzekeraar met succes een beroep deed op opzettelijke misleiding en veroordeling van de klant had moeten voorkomen. De casus was als volgt.

X (bij het grote publiek bekend als Willem Bol) was een voormalige quizmaster. X heeft via zijn toenmalige adviseur in 2007 een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten bij Generali. In het najaar van 2009 heeft X aan Generali gemeld dat hij arbeidsongeschikt was. Vanaf eind 2009 heeft Generali uitkeringen aan X verstrekt.

Opzettelijke misleiding

Eind 2013 rezen er bij Generali twijfels over de vraag of en in welke mate X daadwerkelijk arbeidsongeschikt was. In 2014 heeft Generali bij X nadere financiële stukken opgevraagd. X heeft deze stukken (deels) verstrekt. Uit de stukken volgde (onder meer) dat X, in weerwil van zijn verklaring daartoe, in de jaren 2010 tot en met 2013 toch omzet (gemiddeld ongeveer € 85 k) heeft gedraaid. Naar aanleiding hiervan heeft Generali besloten om de arbeidsongeschiktheidsverzekering van X per 2009 te beëindigen en de reeds uitgekeerde bedragen van X terug te vorderen.

Tussen X en Generali is hierover in drie instanties geprocedeerd. Generali is hierbij steeds in het gelijk gesteld. Het hof komt bij eindarrest tot de slotsom dat X ten onrechte de door hem gerealiseerde omzet (en winst) niet bij Generali heeft gemeld. Daarmee heeft X volgens het hof in strijd gehandeld met de polisvoorwaarden. Het hof oordeelt dat X Generali opzettelijk heeft misleid (artikel 7:941 lid 5 BW). De Hoge Raad heeft dit oordeel van het hof bij arrest van 25 oktober 2019 in stand gelaten.

Rol adviseur

X richt zijn pijlen vervolgens op zijn adviseur. Eerst door de zaak voor te leggen aan de Geschillencommissie van het Kifid. Ook hier trekt X aan het kortste eind want de Geschillencommissie wijst de vordering van X af. Bij de rechtbank doet X een nieuwe poging. Volgens X is de adviseur in zijn zorgplicht tekortgeschoten door niet als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur te acteren. X formuleert in dat kader een aantal verwijten. De verwijten komen er kort gesteld op neer dat de adviseur volgens X niet goed heeft aangeven welke (inkomens)gegevens er al dan niet aan Generali verstrekt hadden moeten worden.

Ook heeft de adviseur volgens X er niet voor gewaarschuwd dat er in de gerechtelijke procedure (in drie instanties) de verkeerde polisvoorwaarden werden gehanteerd. Tot slot verwijt X zijn adviseur dat hij geen contact met hem heeft opgenomen nadat hij de assurantieportefeuille van zijn voorganger had overgenomen.

De rechtbank stelt voorop dat de huidige adviseur van X pas sinds juni 2014 bij deze kwestie betrokken is geraakt. Vanaf die datum heeft de huidige adviseur de assurantieportefeuille overgenomen van de vorige adviseur. Deze was indertijd betrokken bij het sluiten van de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De rechtbank stelt vast dat door de huidige adviseur alleen de portefeuillerechten en de handelsnamen zijn gekocht. De aansprakelijkheid voor eventuele fouten van de vorige adviseur zijn niet op de huidige adviseur overgegaan.

Schending zorgplicht

Het verwijt van X dat er door zijn huidige adviseur na de portefeuilleovername geen contact met X zou zijn opgenomen kan de rechtbank niet plaatsen. Vaststaat immers dat dit wel degelijk kort na de overname is gebeurd. De rechtbank verwerpt daarmee deze stelling. De rechtbank gaat uitgebreid en gedetailleerd in op de verwijten van X over het aanleveren van de (inkomens)gegevens.

Samengevat komt het er op neer dat geen van de verwijten aan het adres van de adviseur doel treft. De rechtbank stelt namelijk op basis van de stukken in het dossier vast dat de adviseur wel degelijk aan X heeft laten weten welke financiële bescheiden hij aan Generali moest verstrekken. Voorzover X betoogt dat hij meer stukken heeft verstrekt aan Generali dan waartoe hij verplicht was (en welke stukken in de gerechtelijke discussie met Generali tegen X zijn gebruikt), legt de rechtbank dit verwijt eveneens naast zich neer.

Want de rechtbank stelt vast dat X -anders dan hij meent- op grond van de polisvoorwaarden (zowel de voorwaarden die golden bij het sluiten van de verzekering als de voorwaarden die na de prolongatie golden) wel degelijk verplicht was om alle door Generali opgevraagde stukken te verstrekken. Van een schending van de zorgplicht is ook op dit punt niet gebleken, aldus de rechtbank.

Verkeerde voorwaarden

Resteert nog het verwijt dat de adviseur er voor had moeten waarschuwen dat er in de gerechtelijke procedure tegen Generali de verkeerde polisvoorwaarden werden gebruikt. X doelt hiermee op het gebruik van de oude voorwaarden ten tijde van het sluiten van de verzekering in plaats van de nieuwe voorwaarden die golden toen de arbeidsongeschiktheidsverzekering in 2013 prolongeerde.

Volgens de rechtbank slaat X ook hiermee de plank mis. X miskent namelijk dat de discussie met Generali wel degelijk op basis van de juiste (lees: de oude) polisvoorwaarden is gevoerd. De rechtbank stelt bovendien vast dat X niet heeft onderbouwd dat als de discussie met Generali op basis van de nieuwe voorwaarden gevoerd zou zijn, dit tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De beide sets voorwaarden verschillen namelijk niet wezenlijk van elkaar.

De rechtbank merkt nog op dat het niet tot de zorgplicht van een adviseur gerekend kan worden om ongevraagd te adviseren over de in een juridische procedure in te nemen standpunten. Dit geldt al helemaal niet nu X werd bijgestaan door een advocaat en dus de beschikking had over juridische bijstand. De rechtbank wijst de vordering van X dus integraal af en veroordeelt X in de proceskosten van adviseur. Gelet op de eerdere proceslust van X is het niet uitgesloten dat er ook in deze zaak hoger beroep ingesteld zal worden. Wordt mogelijk dus nog vervolgd.

Lees hier het artikel zoals het is verschenen in de Beursbengel nr. 907 | september 2021

Of lees hier het artikel op platform Flink

Onze expertises

  • toezichtwetgeving (waaronder vakbekwaamheid en beloning);
  • bedrijfsovername en portefeuilleoverdracht;
  • verzekeringsrecht en aansprakelijkheidsrecht;
  • arbeidsrecht;
  • samenwerking met aanbieders of tussen intermediairs onderling;
  • nieuwe distributiekanalen.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Naam
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Onze expertises

Wij stellen de bedrijfsvoering, de klant en het personeel van intermediairs centraal

Bedrijfsovername

  • Due Diligence Onderzoek (DDO)

  • Onderhandelen

  • Contracten opstellen

Geschillen

  • Dekkingsgeschillen

  • Aansprakelijkheidskwesties

  • Aandeelhoudersgeschillen

Financieel toezicht

  • Advies Wft / Bgfo

  • Vergunning

  • Beheerst beloningsbeleid

Contracten

  • Opstellen overeenkomsten

  • Beoordelen (polis) voorwaarden

  • Herschrijven voorwaarden op B1-niveau

  • Gespecialiseerd

    in de financiële branche

  • Advies en begeleiding

    bij aan- of verkoop van een assurantieportefeuille

  • Specifiek

    gericht op het intermediair

  • Klankbord en adviseur

    bij geschillen tussen diverse partijen

Polis Advocaten in

Wilt u meer weten of wilt u persoonlijk kennismaken?
Neemt u dan gerust contact met ons op.

  • Adres

    Laan van Nieuw Oost-Indië 133C
    2593 BM Den Haag