29-10-2018

Jurisprudentie zorgplicht: Kan het ontbreken van polisdekking de adviseur worden verweten?

 

Rechtbank Den Haag 20 juni 2018
ECLI:NL:RBDHA:2018:7742

Van een tussenpersoon (adviseur) mag worden verwacht dat deze zich actief inspant om er voor te zorgen dat hij zijn klant er voor weet te behoeden om risico’s zoals brand onverzekerd te laten. Maar van de adviseur hoeft ook niet het onmogelijke te worden verwacht. Want als de klant zelf in woord en daad te kennen geeft bepaalde risico’s niet te willen verzekeren, dan ligt het voor de hand dat hij daarvan zelf de consequenties dient te dragen. Uit deze zaak die aan de rechtbank Den Haag was voorgelegd, staat de vraag centraal of de klant het ontbreken van een inventaris- en goederenverzekering aan diens adviseur kan tegenwerpen. De casus was als volgt.

X exploiteert een handelsonderneming. Deze onderneming richt zich onder meer op de in- en verkoop en verhuur van machines, waaronder aggregaten. X is een doorstart van een gefailleerde onderneming die zich met dezelfde activiteiten bezighield. Als gevolg van het faillissement diende X nieuwe verzekeringen af te sluiten voor de onderneming. In de eerste fase van de doorstart in januari en februari van 2016 gaf X aan de adviseur te kennen dat hij alleen het minimale aantal verzekeringen wilde om aan de slag te gaan. Door de adviseur is daarop bij de verzekeraar (ASR) een aanvraag gedaan voor een aansprakelijkheidsverzekering bedrijven (avb) en een motorrijtuigenverzekering voor de bestelbus. ASR heeft voor beide polissen voorlopige dekking afgegeven.

Om de definitieve polis te kunnen opmaken, werd door ASR een vragenlijst verstrekt. Die vragenlijst werd door de adviseur aan X doorgestuurd met het verzoek deze ingevuld en ondertekend te retourneren. In reactie daarop heeft X op 12 april 2016 geantwoord: “Ik heb nog niet naar de vragen gekeken en/of welke consequenties of financiële gevolgen dit nu weer heeft, echter wordt (sic!) ik compleet gestort (sic!) van al dit gekloot, we weten wat er aan de hand is, nu krijgen we wederom dit gezemel!? (…)”

De adviseur liet zich door deze reactie kennelijk niet uit het veld slaan. Hij heeft enkele dagen na ontvangst van deze reactie aan X gevraagd om opgave van de nieuwwaarde van de inventaris, de goederen, de in aanbouw zijnde aggregaten en de computers. De adviseur geeft in deze e-mail aan dat hij deze gegevens nodig heeft om een premie te kunnen berekenen voor het brandrisico. 5 dagen na het versturen van dit e-mailbericht is er in de nacht van 19 op 20 april 2016 brand uitgebroken in het bedrijfspand van X. Het pand en de daarin aanwezige inventaris en goederen (waaronder een aggregaat in aanbouw) zijn daarbij in vlammen opgegaan. De totale schade is door de ingeschakelde expert vastgesteld op ruim € 530.000,00.

X stelt daarop zijn adviseur aansprakelijk. Het verwijt dat X aan zijn adviseur maakt komt er kort gesteld op neer dat het volgens X aan de adviseur te wijten zou zijn dat er (voorlopige) dekking onder een inventaris- en goederenverzekering ontbrak. X verwijt zijn tussenpersoon dat deze heeft nagelaten hem voldoende en of tijdig te adviseren om een inventaris- en goederenverzekering af te sluiten en evenmin op dit punt voorlopige dekking te regelen.

Toetsingskader

De rechtbank stelt allereerst vast dat X nimmer een expliciet of een impliciet verzoek tot het afsluiten van een inventaris- en goederenverzekering bij de adviseur heeft gedaan. De tweede vraag die door de rechtbank beantwoord moet worden is of de adviseur uit eigen beweging direct na de doorstart had moeten adviseren om een inventaris- en goederenverzekering af te sluiten. Om deze vraag te kunnen beantwoorden schetst de rechtbank het te hanteren toetsingskader. In het algemeen mag van een adviseur een actieve benadering worden verwacht. Daartoe behoort dat hij waakt voor de belangen van de verzekeringnemer bij de tot zijn portefeuille behorende verzekeringen. De adviseur dient zich te verdiepen in de (bedrijfs)activiteiten van de opdrachtgever.

Uit de getuigenverhoren die voorafgaand aan de procedure zijn afgenomen, leidt de rechtbank af dat het bedrijf van X kort na de doorstart na faillissement weinig waardevolle goederen had. Er was in ieder geval geen sprake van X in eigendom toebehorende aggregaten. Volgens de rechtbank is het naar die stand van zaken voor de adviseur niet verwijtbaar dat hij in de eerste periode na de doorstart slechts voorlopige dekking onder de avb en de motorrijtuigenverzekering heeft aangevraagd.

In de loop van maart 2016 veranderde de situatie. Want vanaf die periode was het de adviseur bekend dat er inmiddels wel een aggregaat in het pand van X stond. X had namelijk ten behoeve van het vervoer van dat aggregaat bij de adviseur een goederentransportverzekering gesloten. De rechtbank oordeelt dat toen op de adviseur wel de plicht kwam te rusten om te adviseren een inventaris- en goederenverzekering af te sluiten. Uit de afgelegde getuigenverklaringen leidt de rechtbank vervolgens af dat de adviseur X hieromtrent herhaaldelijk heeft geadviseerd. Daarbij is door de adviseur steeds gewaarschuwd voor de risico’s van het niet afsluiten van een dergelijke verzekering. De rechtbank komt daarmee tot de slotsom dat de adviseur haar zorgplicht niet heeft geschonden jegens X.

Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ook causaal verband tussen het gestelde tekortschieten van de adviseur en de schade van X ontbreekt. Want X gaat er volgens de rechtbank ten onrechte vanuit dat als de adviseur wel zou hebben geadviseerd een inventaris- en goederenverzekering te sluiten, X dit advies ook opgevolgd zou hebben. De rechtbank leidt uit de afgelegde verklaringen nu juist af dat X een dergelijk advies in de wind zou hebben geslagen. De rechtbank constateert dat X een nogal zorgeloze houding had ten aanzien van de risico’s die hij liep als gevolg van het onverzekerd zijn van bepaalde objecten. De rechtbank neemt daarbij in ogenschouw dat de eerder gefailleerde onderneming van X in het verleden regelmatig (tijdelijk) onverzekerd is geweest als gevolg van betalingsachterstanden bij het voldoen van de verzekeringspremie. De adviseur is dus niet gehouden om de door X geleden schade als gevolg van het ontbreken van een inventaris- en goederenpolis te vergoeden.

 

Lees hier het artikel zoals het is geplaatst in Beursbengel nr. 878 | oktober 2018

Onze expertises

  • toezichtwetgeving (waaronder vakbekwaamheid en beloning);
  • bedrijfsovername en portefeuilleoverdracht;
  • verzekeringsrecht en aansprakelijkheidsrecht;
  • arbeidsrecht;
  • samenwerking met aanbieders of tussen intermediairs onderling;
  • nieuwe distributiekanalen.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Naam
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Onze expertises

Wij stellen de bedrijfsvoering, de klant en het personeel van intermediairs centraal

Bedrijfsovername

  • Due Diligence Onderzoek (DDO)

  • Onderhandelen

  • Contracten opstellen

Geschillen

  • Dekkingsgeschillen

  • Aansprakelijkheidskwesties

  • Aandeelhoudersgeschillen

Financieel toezicht

  • Advies Wft / Bgfo

  • Vergunning

  • Beheerst beloningsbeleid

Contracten

  • Opstellen overeenkomsten

  • Beoordelen (polis) voorwaarden

  • Herschrijven voorwaarden op B1-niveau

  • Gespecialiseerd

    in de financiële branche

  • Advies en begeleiding

    bij aan- of verkoop van een assurantieportefeuille

  • Specifiek

    gericht op het intermediair

  • Klankbord en adviseur

    bij geschillen tussen diverse partijen

Polis Advocaten in

Wilt u meer weten of wilt u persoonlijk kennismaken?
Neemt u dan gerust contact met ons op.

  • Adres

    Laan van Nieuw Oost-Indië 133C
    2593 BM Den Haag