15-12-2017

Verzwijging: bewijslast van opzet rust op verzekeraar

 

Een in 2010 afgebrand chalet houdt Aegon en verzekerde X nog altijd bezig. In 2014 bepaalde het hof in Den Haag dat X de verzekeraar had misleid door het aanvraagformulier niet naar waarheid in te vullen. de Hoge Raad oordeelde vorig jaar echter dat het hof ten onrechte deze conclusie trok (ECLI:NL:HR:2016:336) en verwees de zaak naar het hof Amsterdam. Die laat Aegon nu toe (ECLI:NL:GHAMS:2017:4587) om te bewijzen dat er opzet in het spel is geweest.

Casus

X heeft in 2001 van haar toenmalige verzekeraar (RVS) te verstaan gekregen dat de verzekeringsovereenkomst (avp, inboedel- en woonhuisverzekering) zou worden beëindigd. Volgens RVS had X namelijk bij het indienen van een claim een onjuiste voorstelling van zaken gegeven. Op dezelfde dag dat die verzekering werd beëindigd, sloot X via haar tussenpersoon een nieuwe opstal-, inboedel- en aansprakelijkheidsverzekering af bij Aegon. De slotvraag op het aanvraagformulier heeft X onbeantwoord gelaten. In die slotvraag werd gevraagd naar het strafrechtelijk verleden en naar overige feiten die voor de verzekeraar van belang zouden kunnen zijn.

Een specifieke vraag naar eerdere opzeggingen van verzekeringen stond niet vermeld op het aanvraagformulier. In 2010 breekt er brand uit in het houten chalet in de tuin van X. Daartoe aangesproken, weigert Aegon dekking onder de polis te verlenen. Aegon was er na onderzoek namelijk achter gekomen dat RVS in 2001 de toenmalige verzekeringsovereenkomst wegens fraude had beëindigd. Aegon is van mening dat X heeft gehandeld met het opzet haar te misleiden. Aegon vordert ook eerder gedane uitkeringen terug en de gemaakte onderzoekskosten. Er volgt ook registratie in de diverse interne en externe verwijzingsregisters.

Kenbaarheidsvereiste

Omdat Aegon op het aanvraagformulier bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst in 2001 geen vraag heeft gesteld of er in het verleden een verzekering was opgezegd, rustte op X niet de plicht hierover spontaan mededelingen te doen aan Aegon. Dit is slechts anders als Aegon bewijst dat X heeft gehandeld om haar te misleiden. Anders gezegd: als X gehandeld heeft met het opzet Aegon te misleiden. Hiervan is sprake als Aegon werd bewogen een verzekeringsovereenkomst aan te gaan die zij bij bekendheid met de verzwegen feiten niet zou hebben gesloten. Het hof Amsterdam moet de vraag behandelen of het niet-mededelen van de opzegging door RVS kan worden aangemerkt als het opzettelijk misleiden van Aegon door X. Volgens Aegon heeft X de opzegging door RVS bewust verzwegen. Want het is volgens Aegon immers een feit van algemene bekendheid dat een eerdere opzegging voor een verzekeraar van belang is bij de beoordeling van een aanvraag. X heeft betwist dat zij de bedoeling had Aegon te misleiden. Volgens X had zij zich de relevantie van de opzegging door RVS helemaal niet gerealiseerd. Aegon had hieromtrent immers ook geen vraag naar gesteld op het aanvraagformulier.

Volgens het hof Amsterdam zijn de door Aegon aangevoerde omstandigheden onvoldoende voor een geslaagd beroep op opzet tot misleiding. Want er moet niet alleen komen vast te staan dat X van het verzwegen feit op de hoogte was (het kennisvereiste) en dat zij bovendien wist dat dit feit voor Aegon relevant was (het kenbaarheidsvereiste) maar er moet ook sprake zijn van bijkomende omstandigheden. Want zonder deze bijkomende omstandigheden zou een enkele verzwijging al leiden tot opzet tot misleiding. En daarin ligt nu juist de crux besloten. Want het gaat hier om de uitzondering op de regel dat Aegon zich niet erop kan beroepen dat feiten waarnaar niet is gevraagd niet zijn meegedeeld. Het hof laat Aegon toe om te bewijzen (bijvoorbeeld door X hierover in een getuigenverhoor aan de tand te voelen) dat er sprake was van bijkomende omstandigheden waaruit afgeleid kan worden dat X de bedoeling had om Aegon te bewegen deze verzekeringsovereenkomst aan te gaan die Aegon bij de ware stand van zaken niet zou hebben gesloten.

Misverstand

Als komt vast te staan dat X heeft gehandeld Aegon met opzet te misleiden, dan moet vervolgens de vraag beantwoord worden wat Aegon had gedaan als zij wel op de hoogte was geweest van de opzegging door RVS. Het hof Amsterdam grijpt daarbij terug op het bekende Hotel Wilhelmina-arrest van 19 mei 1978 (ECLI:NL:1978:AC6258). Zou een redelijk handelend verzekeraar bij bekendheid met de ware stand van zaken in zee zijn gegaan met deze aspirant-verzekeringnemer? Het hof Amsterdam is voorshands van oordeel dat Aegon als redelijk handelend verzekeraar de verzekeringsovereenkomst in 2001 niet met X zou zijn aangegaan als RVS de verzekering destijds inderdaad wegens fraude had beëindigd. Maar X heeft in de gehele procedure steeds benadrukt dat de opzegging door RVS op een misverstand berustte en dat van fraude geen sprake was. Het hof Amsterdam laat X dan ook toe om hiervan tegenbewijs te leveren.

De tussenstand in deze zaak is dus dat als Aegon bewijst dat sprake was van opzet de bal weer bij X ligt waarbij zij op haar beurt aannemelijk moet zien te maken dat RVS de toenmalige verzekeringsrelatie niet wegens frauduleus handelen had beëindigd. Pas als deze stappen zijn genomen, zal duidelijk worden wie er uiteindelijk gelijk krijgt in deze zaak.

Bewijslast

De in deze zaak gewezen arresten zijn in lijn met eerdere jurisprudentie en bevestigen de voor de praktijk belangrijke regels. Als een verzekeraar informatie wil hebben van een aspirant-verzekeringnemer, dan moet er een vraag op het aanvraagformulier worden gesteld. Een verzekeraar moet controleren of er ook daadwerkelijk een antwoord wordt ingevuld. Is dit niet het geval? Dan kan zij dit niet tegenwerpen aan de verzekeringnemer. Wordt er geen vraag gesteld op het aanvraagformulier naar een bepaald feit? Dan rust er op een verzekeringnemer in beginsel geen spontane mededelingsplicht. Komt een verzekeraar er na het sluiten van de verzekeringsovereenkomst achter dat er voor haar relevante zaken zijn verzwegen? Dan kan dit aan de verzekeringnemer worden tegengeworpen mits deze heeft gehandeld met het opzet de verzekeraar te misleiden. De bewijslast dat sprake was van opzet rust op de verzekeraar en zij zal daarbij zoveel mogelijk bijkomende omstandigheden moeten aanvoeren die de opzettelijke misleiding kunnen dragen.

 

Lees hier het artikel zoals het is verschenen in am:37 | 15 december 2017

Onze expertises

  • toezichtwetgeving (waaronder vakbekwaamheid en beloning);
  • bedrijfsovername en portefeuilleoverdracht;
  • verzekeringsrecht en aansprakelijkheidsrecht;
  • arbeidsrecht;
  • samenwerking met aanbieders of tussen intermediairs onderling;
  • nieuwe distributiekanalen.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Naam
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Onze expertises

Wij stellen de bedrijfsvoering, de klant en het personeel van intermediairs centraal

Bedrijfsovername

  • Due Diligence Onderzoek (DDO)

  • Onderhandelen

  • Contracten opstellen

Geschillen

  • Dekkingsgeschillen

  • Aansprakelijkheidskwesties

  • Aandeelhoudersgeschillen

Financieel toezicht

  • Advies Wft / Bgfo

  • Vergunning

  • Beheerst beloningsbeleid

Contracten

  • Opstellen overeenkomsten

  • Beoordelen (polis) voorwaarden

  • Herschrijven voorwaarden op B1-niveau

  • Gespecialiseerd

    in de financiële branche

  • Advies en begeleiding

    bij aan- of verkoop van een assurantieportefeuille

  • Specifiek

    gericht op het intermediair

  • Klankbord en adviseur

    bij geschillen tussen diverse partijen

Polis Advocaten in

Wilt u meer weten of wilt u persoonlijk kennismaken?
Neemt u dan gerust contact met ons op.

  • Adres

    Laan van Nieuw Oost-Indië 133C
    2593 BM Den Haag