22-08-2016

Had tussenpersoon moeten doorvragen?

 

Rechtbank Zeeland-West Brabant 13 april 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2293

Er zijn de afgelopen weken niet veel uitspraken gedaan waar algemene lessen uit getrokken kunnen worden voor de praktijk. Deze zaak ging om een beperkt financieel belang, maar behandelde wel de voor de praktijk relevante vraag in hoeverre een assurantietussenpersoon moet doorvragen over informatie die hij van zijn klant krijgt. Centrale vraag in de procedure was of de inboedel die een zoon in een garage had opgeslagen gedekt was onder de inboedelverzekering van zijn moeder. Wat was er gebeurd? In de zomer van 2013 is de zoon, toen 27 jaar, met zijn moeder naar het kantoor van de assurantietussenpersoon van de moeder gegaan. Daarbij heeft hij de vraag gesteld of hij de inboedel kon verzekeren die hij in een garagebox had opgeslagen. Het ging onder meer om een hengelsport uitrusting en een waterscooter. De jongen liet weten dat hij al geprobeerd had de inhoud van de garage zelfstandig te verzekeren, maar dat hij daarin niet was geslaagd. Hij vertelde de tussenpersoon dat hij weer bij zijn moeder ging inwonen vanwege een verbroken relatie en vanwege de zorg die hij nodig had in verband met een knieoperatie. De tussenpersoon heeft voorgesteld dat de goederen meeverzekerd zouden kunnen worden op de inboedelverzekering van de moeder, als hij bij haar inwoonde. Dat kon niet op haar bestaande verzekering. Daarom heeft zij een nieuwe verzekering aangevraagd bij ASR. Deze verzekering bood ook dekking voor goederen, opgeslagen op een ander adres. De polisvoorwaarden bepaalden dat als verzekerde werd aangemerkt: de verzekeringnemer (in dit geval de moeder) en iedereen met wie zij in een duurzaam gezinsverband samenwoont.

In januari 2014 is ingebroken in de garagebox. Daarbij zijn goederen, waaronder zijn complete hengelsport uitrusting en de waterscooter, weggenomen. Na melding van de schade heeft ASR onderzoek verricht. Daarbij is gebleken dat de zoon niet op het adres van zijn moeder stond ingeschreven, maar op een ander adres, waar hij feitelijk woonde voordat hij bij zijn moeder introk. Het verblijf bij zijn moeder bleek slechts tijdelijk te zijn, zo bevestigde de zoon. ASR heeft in verband daarmee dekking geweigerd.

De zoon heeft vervolgens de tussenpersoon aansprakelijk gesteld. Volgens hem had deze zijn zorgplicht geschonden, door hem er niet op te wijzen dat het voor de dekking relevant was of hij duurzaam of tijdelijk bij zijn moeder was ingetrokken. De zoon heeft erkend dat hij de tussenpersoon niet verteld heeft dat hij ingeschreven stond op een ander adres. Hij wist niet dat dat relevant was en de tussenpersoon heeft er ook niet naar gevraagd. Dat had de tussenpersoon volgens hem wel moeten doen. Temeer, omdat de zoon op dat moment op krukken liep vanwege de operatie. Op grond daarvan had de tussenpersoon er volgens de zoon op verdacht moeten zijn dat de inwoning slechts tijdelijk was in verband met de benodigde zorg.

De tussenpersoon betwist dat hij zijn zorgplicht heeft geschonden. Hij stelt dat hij met de zoon en de moeder besproken heeft dat de goederen alleen op de verzekering van moeder konden worden gedekt, omdat de zoon bij haar inwoonde. Volgens de tussenpersoon had het op de weg van de zoon gelegen om te melden dat deze inwoning slechts tijdelijk was.

De rechtbank overweegt dat de tussenpersoon op de hoogte geweest moet zijn met de omschrijving in de polisvoorwaarden van de kring van verzekerden. En dus moet hebben geweten dat er alleen dekking is als sprake is van duurzaam samenwonen. In de gegeven omstandigheden mocht de tussenpersoon er niet zonder meer van uitgaan dat aan die voorwaarde was voldaan en had hij nadere vragen moeten stellen aan de zoon om zich daarvan te vergewissen. De rechtbank acht daarbij van belang dat het gelet op de omstandigheden niet vanzelfsprekend was dat de inwoning bij de moeder kon worden aangemerkt als duurzaam samenwonend in de zin van de voorwaarden. Het ging immers om een zoon van (toen) 27 jaar, die al langere tijd zelfstandig elders had gewoond en die vanwege een knieoperatie en een verbroken relatie weer bij zijn moeder was ingetrokken. Door desondanks geen nadere vragen te stellen over de woonsituatie van de zoon, is de tussenpersoon volgens de rechtbank tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht ten opzichte van de zoon en zijn moeder.

De tussenpersoon heeft zich verder verweerd met de stelling dat causaal verband ontbreekt. Want als de tussenpersoon had geweten dat de zoon slechts tijdelijk bij zijn moeder inwoonde, dan had hij voor de goederen in de garage in het geheel geen dekking kunnen krijgen. Die stelling wordt door de rechtbank verworpen. Als de zoon geweten had dat hij in de huidige situatie geen dekking had, had hij maatregelen kunnen treffen. Zoals het in overeenstemming brengen van zijn inschrijving bij de gemeente met het adres waar hij op dat moment verbleef. Of het opslaan van de goederen op een andere plek.

De rechtbank neemt echter wel aan dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van de zoon. Hij is heeft er immers zelf mede voor gezorgd dat er onduidelijkheid was over zijn woonsituatie en het feit dat de tussenpersoon daarover geen volledige informatie had bij het afsluiten van de verzekering. Want hij is zelf langere tijd ingeschreven gebleven op een ander adres dan waar hij in die periode feitelijk woonde. Volgens de rechtbank had hij moeten begrijpen dat het van belang kon zijn om te melden dat hij weliswaar tijdelijk bij zijn moeder inwoonde, maar dat hij officieel nog op een ander adres woonde en stond ingeschreven. De zoon had immers zelf al ondervonden dat hij de spullen in de garage niet zelfstandig kon verzekeren. En van de tussenpersoon had hij gehoord dat hij de spullen alleen kon meeverzekeren op de verzekering van zijn moeder, omdat hij bij haar inwoonde. Omdat de tussenpersoon handelde in de uitoefening van een beroep acht de rechtbank de op hem rustende verantwoordelijkheid groter dan die van de zoon. De rechtbank veroordeelt de tussenpersoon om 2/3 van de schade te vergoeden.

 

Lees hier het artikel zoals het is verschenen in De Beursbengel | juli 2016

Onze expertises

  • toezichtwetgeving (waaronder vakbekwaamheid en beloning);
  • bedrijfsovername en portefeuilleoverdracht;
  • verzekeringsrecht en aansprakelijkheidsrecht;
  • arbeidsrecht;
  • samenwerking met aanbieders of tussen intermediairs onderling;
  • nieuwe distributiekanalen.

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief

Naam
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.

Onze expertises

Wij stellen de bedrijfsvoering, de klant en het personeel van intermediairs centraal

Bedrijfsovername

  • Due Diligence Onderzoek (DDO)

  • Onderhandelen

  • Contracten opstellen

Geschillen

  • Dekkingsgeschillen

  • Aansprakelijkheidskwesties

  • Aandeelhoudersgeschillen

Financieel toezicht

  • Advies Wft / Bgfo

  • Vergunning

  • Beheerst beloningsbeleid

Contracten

  • Opstellen overeenkomsten

  • Beoordelen (polis) voorwaarden

  • Herschrijven voorwaarden op B1-niveau

  • Gespecialiseerd

    in de financiële branche

  • Advies en begeleiding

    bij aan- of verkoop van een assurantieportefeuille

  • Specifiek

    gericht op het intermediair

  • Klankbord en adviseur

    bij geschillen tussen diverse partijen

Polis Advocaten in

Wilt u meer weten of wilt u persoonlijk kennismaken?
Neemt u dan gerust contact met ons op.

  • Adres

    Laan van Nieuw Oost-Indië 133C
    2593 BM Den Haag